Beheer op zijn Vlaams : Natuurlijk viswater is maakbaar

10261
22 mrt 2016

(Bron: Visionair 39) Hoe maak je van een kale plas een eldorado voor sportvissers, zeilers en surfers terwijl je ook nog resultaten bereikt waar natuurbeschermers hun vingers bij aflikken? Theo Pustjens en zijn vrienden deden het in de Heylakker in het Vlaamse Maasmechelen. Hij denkt dat in Nederland dit ook moet kunnen.

De kantine van visclub De Heyvissers overziet een groot deel van de Heylakker, een plas van 30 hectare langs de E314 in Maasmechelen, net over de grens bij het Limburgse Stein. Middenin de winter is er niet zoveel te zien van de natuurlijke rijkdom van het water, maar de resultaten die de club heeft weten te bereiken spreken boekdelen.

“We hebben het allemaal met vallen en opstaan moeten leren”, zegt Pustjens (58). “Van oudsher werden de putten na de grindwinning achtergelaten. Het was de taak van de IML, een landelijke organisatie, om te zorgen voor een bestemming van de plassen. Daarvoor werd de IML betaald door de grindboeren, maar dat gebeurde vaak niet. Daardoor werden veel plassen IMLeigendom, maar ze bleven vele jaren braak liggen. Veel grote putten werden nog wel opgevuld met zand afkomstig van de verbreding van het Albertkanaal.”




























     

De oevers van de Heylakker waren kaal en kalfden in een razendsnel tempo af.

Vergeten put

De Heylakker was ook zo’n vergeten put. Wel was de zeil- en surfclub Maasmechelen er neergestreken. Af en toe werd er wat gevist, gestroopt ook, en verder was het een oord waar niemand kwam behalve misschien om afval te dumpen.
Theo Pustjens woont er vlakbij en had als fervent karpervisser al vaker zijn oog op het water laten vallen. En hij had door zijn beheer van een andere grindput – de Maasbeemden – al ervaring met het ‘opkrikken’ van een water. “Ik had de pacht van De Maasbeemden”, zegt Pustjens. Hij mocht het gebied blijven pachten, toen ‘het groen’ het opkocht, maar hij ging toch op zoek naar een ander water. “Ik was bang het water uiteindelijk toch kwijt te raken.” Pustjens moest wel even slikken, maar daardoor zou hij later wel de handen vrij krijgen om de Heylakker aan te pakken. 

De filosofie van Pustjens is zoals bij zoveel sportvissers: je kunt alleen maar gezonde en grote vissen vangen in een zo natuurlijk en evenwichtig mogelijk water. Dat was de Heylakker dus niet. “Het water stond in die jaren nog tweeëneenhalve meter lager. Het was kraakhelder maar het zat ook zo vol waterplanten dat zeilen op grote delen onmogelijk was. De zeilvereniging won advies in bij een viskweker. Die zei ‘zet brasem uit’.” Dat gebeurde; 30 ton brasem, gekocht in Nederland, werd uitgezet. Het idee was dat de brasem het water zou vertroebelen door de bodem om te woelen, waardoor de planten door gebrek aan licht zouden afsterven. Dat lukte. Maar de beroepsvisser die daarna ‘zijn’ brasem wilde terugvangen, kon slechts 17 ton brasem te pakken krijgen, maar nam wel zeelt, karper en snoek mee.

Het aanplanten van riet en biezen was een van de eerste maatregelen. Het resultaat is spectaculair.

Syndicaat

Pustjens keek het nog een paar jaar aan, maar in 1997 ging hij praten bij de zeilclub. Of hij niet met een paar man een sportvissyndicaat mocht beginnen. “Er werd toen veel gestolen. Wij waren vaak ’s nachts aanwezig, zo konden wij een oogje in het zeil houden. Daarmee hebben we ze kunnen overhalen.” De sociale controle door de karpervissers werkte en de overlast daalde snel. 

Een volgende stap was dat Pustjens zwart op wit wilde krijgen dat ‘zijn’ syndicaat op de Heylakker mocht vissen. Dat lukte eind 1998 en daarmee kregen Pustjens en zijn maten de kans om het ecologisch beheer van de plas serieus aan te pakken. “Stap 1 was de brasemstand uitdunnen.” Daar hadden de Heyvissers een simpele maar doeltreffende methode voor. “Visclubs mochten komen vissen op voorwaarde dat ze de gevangen brasem meenamen om op hun eigen wateren uit te zetten. Zo kwamen wij er goedkoop
vanaf en zij hoefden er niet voor te betalen. Ik heb helemaal niks tegen brasem. Alleen wil ik dat als ze er zitten er vissen van zes,
zeven kilo zwemmen.” Daarnaast is er ook graskarper uitgezet. “We hebben hier drie exemplaren van meer dan dertig kilo rondzwemmen.”

Terwijl dit ‘ontbrasemingstraject’ loopt gaat de visclub in de loop van 2002 gesprekken aan met de burgemeester van Maasmechelen om de visrechten op de langere termijn veilig te stellen. Ook wordt het syndicaat in 2003 uitgebreid tot 25 man. Er is nu niet alleen plaats voor karpervissers maar ook roofvissers en witvissers zijn welkom. “Dat is voor ons een gouden greep geweest”, zegt Pustjens. “Daardoor kregen we een hele goede groep. Nu hebben we altijd zeker tien man klaar staan als er gewerkt moet worden.”

Wuivend riet

Gewerkt is er zeker aan de Heylakker. Zo paaien er nu vissen, vinden jonge visjes en amfibieën er schuilgelegenheid en broeden er watervogels. Ook de oevers zijn flink aangepakt. Oevers zijn bij uitstek belangrijk voor alles wat leeft in zo’n plas. “De oever was op grote stukken simpelweg een steile, kale wand van een paar meter hoog. Geen begroeiing, niks. Door jarenlange golfslag waren de oevers helemaal afgekalfd”, herinnert Pustjens zich.

Wie nu naar buiten kijkt ziet daar niets mee van. Hoewel het hartje winter is, zie je bijna nergens meer kale oevers. Riet en biezen wuiven in de wind, overal steken de bruine ‘sigaren’ van de lisdodde omhoog. Al die oeverbegroeiing is aangeplant door de Heyvissers. Je moet de oude foto’s van net na de aanplant zien – hier en daar een zielig sprietje – om te geloven dat het hier ooit zo kaal was.

Daarnaast is rond een groot deel van het water een dijkje aangelegd om overstromingen naar de achtergelegen weg te voorkomen. De aanplant van de oever zorgt er tegelijkertijd voor dat het dijkje niet opnieuw erodeert.


Het bewerken van het water met cocolietenkrijt zorgt voor een productief én evenwichtig 
watersysteem waar vissen en amfibieën van profiteren

Bekalken

Maar ook in de plas zelf is grondig ingegrepen. Behalve het visvriendelijk reduceren van de brasemstand zijn er ook tal van slakken- en schelpdiersoorten geïntroduceerd. “Driehoeksmosseltjes, zwanenmosseltjes, waterslakken”, somt Pustjens op. “Je verrijkt er niet alleen het biotoop van de plas mee, het is ook voedsel voor de vis.” Op de plas geldt ook een uitdrukkelijk meeneemverbod voor snoek. In tegenstelling tot Nederland, dat een-grote-snoekenland is geworden dankzij een terugzetlobby van tientallen jaren, was het in België tot voor kort heel gewoon dat snoeken werden meegenomen omdat ze als ‘waterleegvreters’ werden gezien. “Snoek moet
je juist hebben. Dit water zat ook vol met inteelt baars. Snoek pakt meestal wat hij het meest voor zijn neus krijgt. Het is lange tijd zo geweest dat snoek het beste te vangen was met een baars als aas.” 

Misschien wel de belangrijkste maatregel die is genomen is een biochemische. De Heyvissers zijn het water gaan behandelen met cocolietenkalk. “We strooiden elk jaar 12 ton ervan in het water. Dat is eigenlijk te weinig, maar meer kunnen we niet betalen. Alle beetjes helpen.” Volgens Pustjens helpt de kalk om de sliblaag op de bodem weg te krijgen. Het kan zo 10 centimeter slib  ‘wegvreten’.

“Daardoor creëren we onder water een veel groter areaal voor vissen beaasbare bodem. De kalk neemt zuurstof mee naar de bodem en gaat verzuring tegen. Daardoor kunnen goede bacteriën de sliblaag wegwerken. Op termijn denk ik dat we de hele bodem voedselrijk kunnen krijgen.”

Het mag duidelijk zijn dat al die maatregelen ook geld kosten. Toch is het syndicaat huiverig in van instanties geld aan te nemen. “Je
brengt er ook je onafhankelijkheid mee in gevaar. We genereren inkomsten door bijvoorbeeld fish-ins te houden. We hebben ook de oevers vloeiender gemaakt en dijkjes aangelegd. Dat is gebeurd met schone grond die de eigenaren op een goede manier kwijt moesten. Daar hebben wij flink geld voor gekregen.” Daarnaast krijgen de Heyvissers ook veel voor elkaar doordat de leden goede
contacten hebben met bedrijven van allerlei pluimage. Vaak kan er bij grote karweien een beroep worden gedaan op de zware machines die eigendom zijn van bevriende aannemers. “Zo krijgen we heel veel gedaan met heel weinig middelen.”

Spiegelkarper

Het gaat veel te ver om de Heylakker als een karperwater te bestempelen, maar feit is wel dat het syndicaat deze sportvis hoog in het vaandel heeft staan. Pustjens schat dat er ongeveer 200 rondzwemmen. Het merendeel van de populatie staat in het bestandsalbum dat de Heyvissers bijhouden. Elke vis heeft een naam en staat gedocumenteerd met foto’s. Vaak staat er zelfs een foto bij van de dag dat het beest werd uitgezet.

Elke karper, in het bijzonder spiegelkarpers, beschikt over zulke unieke schubbenpatronen dat ze individueel herkenbaar zijn. En elke vis die er in het water wordt uitgezet, is eerst door Pustjens en de zijnen goedgekeurd. Daarbij wordt gekeken naar bouw, groeipotentie en – vooral bij spiegelkarpers – een mooi schubbenpatroon. Sterker nog de Heyvissers kweken hun eigen vissen, zodat de kans op introductie van visziekten vanuit andere wateren minimaal is. Dat is ook de reden dat iedereen die op de Heylakker komt vissen onthaakmatten en netten moet gebruiken die door de visclub beschikbaar worden gesteld.

Anno nu telt de Heylakker drie vissen van boven de 25 kilo. De topper was een vis van 38,2 kilo. Deze schub heette Bizon en werd vorig jaar dood gevonden. Uiteraard stond hij in het stamboek van Pustjens.


Samenwerken met natuurorganisaties

Hoewel hengelsport en natuurbescherming van oudsher op gespannen voet hebben gestaan kan Pustjens uitstekend door een deur
met de mensen van Natuurpunt, de Vlaamse equivalent van Natuurmonumenten. Natuurpunt ziet bijvoorbeeld het uitzetten van karper als faunavervalsing maar inmiddels tillen ze daar niet meer zo zwaar aan. Ze hebben namelijk de resultaten gezien die Pustjens in relatief korte tijd heeft bereikt op de Heylakker. “Wij kijken niet alleen naar de visstand maar naar het hele gebied. 

En dat zien de natuurmensen ook. Ik heb gezegd ‘geef me vijf jaar’. Nu komen ze hier kijken naar wat we allemaal hebben gerealiseerd. Ze weten dat ik weet wat ik doe en komen zelfs om advies vragen. Als ik de kans krijg om meer blauwborsten of visdiefjes in het gebied te krijgen, dan gaan we daarvoor aan de slag. Elke diersoort die hier thuishoort willen we hier ook hebben. Er is ook een ondiep stuk water dat een goed amfibieënbiotoop is. Als in het voorjaar de kikkers daar gaan kwaken ... oorverdovend.”

Voorbeeld voor Nederland

Het trucje van Pustjens zou best eens te kopiëren kunnen zijn naar Nederland om ook hier prima viswateren te creëren waar natuurliefhebbers en uiteraard sportvissers hun vingers bij kunnen aflikken. Die kansen zijn er zeker, want ook in Nederland hebben natuurorganisaties en de sportvisserij (met Sportvisserij Nederland voorop) de neuzen een heel eind dezelfde kant op staan.
Pustjens is ervan overtuigd dat zijn aanpak ook op andere wateren mogelijk is. “Ik geloof dat in Nederland veel oude zand- of grindwinningsplassen eigendom zijn de overheid. Doe er iets mee, want vaak kijkt niemand er naar om.”

Bron: Visionair
Er zijn geen gerelateerde berichten.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.